
Comparative Ecologies of Conflict
De aanvraag voor de workshop was aan een grondig peerreviewproces onderworpen door de wetenschappelijke adviesraden van de afdelingen Life and Medical Sciences en het NIAS-Lorentz Program (Social Sciences and Humanities). Het project kon rekenen op de steun van de toegewijde staf van het Lorentz Center en een financiële bijdrage van het NIOD.
De workshop viel op met twee innovatieve uitgangspunten. Ten eerste hebben de organisatoren wetenschappers en praktijkmensen uit uiteenlopende disciplines verzameld, waaronder levenswetenschappen, GIS, juridisch onderzoek en sociale en geesteswetenschappen. Voor een goed begrip van de complexe ecologische gevolgen van conflicten en oorlog is het nodig verschillende vakgebieden en methodologieën in elkaar te integreren, in samenwerking met wetenschappers en mensen uit de praktijk.
Ten tweede werden verschillende gewapende conflicten en strijdtonelen met elkaar vergeleken. Vietnam, Afghanistan, Irak en Oekraïne stonden centraal, maar ook Gaza, Myanmar en Bosnië en Herzegovina passeerden de revue. Deze vergelijkende insteek had een generatief karakter. De deelnemers bespraken de invloed van conflicten en oorlogen in verschillende geopolitieke, ecologische en sociaal-culturele omstandigheden en tijdlijnen, waardoor er een discussie op gang kwam over overeenkomsten en verschillen tussen deze cases die anders onontdekt waren gebleven.
In tegenstelling tot een standaard congres of workshop, waarbij deelnemers een reeks presentaties over papers geven, was de opzet van deze workshop een stuk opener. Er was veel tijd ingeruimd voor discussies in kleinere groepjes en plenaire besprekingen, volgend op een aantal korte inputpresentaties van een paar deelnemers. Uit deze gesprekken kunnen we enkele belangrijke thema’s en vragen destilleren.
De uitdaging van de vergelijking
Hoewel de vergelijkende benadering dus generatief is, rijst vanzelf de vraag wat we met elkaar kunnen vergelijken en hoe we dat aanpakken. Een van de deelnemers, David Henig van de Universiteit Utrecht, verwoordde het als volgt: ‘Sommige locaties en kwesties worden paradigmatisch, terwijl andere verdwijnen of in zijn geheel worden weggelaten.’ In het verlengde hiervan kwam duidelijk in onze discussies naar voren dat het vergelijken niet als doel heeft om te bepalen of de ene oorlog verwoestender is dan de andere. We vergelijken juist om lering te trekken uit verschillende gevallen, blinde vlekken in het oog te krijgen, zicht te houden op gruweldaden en menselijk lijden die buiten de eigen expertise vallen en om contact te onderhouden en bij elkaar te rade te gaan over hoe we het onderzoek naar de verstrengelde effecten van conflicten en oorlogvoering het best kunnen aanvatten.
Interdisciplinaire samenwerking
Tijdens de workshop stelde ecotoxicoloog Khuong Dinh (universiteit van Oslo) de aanwezigen een simpele vraag: ‘Hoe definieer je biodiversiteit?’ De antwoorden van de deelnemers bleken allemaal subtiel van elkaar te verschillen. De rechtswetenschappers haalden de definitie uit internationale juridische verdragen aan, terwijl de antropologen en historici begonnen over de manier waarop de term biodiversiteit in de volksmond wordt gebezigd en hoe het begrip verband houdt met een historische context van macht en overheersing.
Dergelijke aspecten komen in de levenswetenschappen doorgaans niet aan bod. En toen levenswetenschappers en GIS-deskundigen hun presentatie hielden over verschillende experimentele en visuele technieken om de verspreiding van gifstoffen en ecologische transformaties in oorlogsgebieden te onderzoeken, opsporen en reconstureren, reageerden sociale en rechtswetenschappers enthousiast op de uitleg over hoe deze wetenschappelijke en technologische kennis kan worden gebruikt om de erfenis van gewapende conflicten en oorlog beter te doorgronden. Deze uitwisseling laat mooi zien dat de samenwerking tussen verschillende vakgebieden (en conventies binnen die disciplines) een absolute noodzaak is als we de ecologie van conflictgebieden goed willen vastleggen en onderzoeken.
Juridisch en activistisch werk
Tijdens de workshop werd ook onderstreept dat de bestaande juridische kaders op het gebied van de ecologische impact van conflict en oorlog met ernstige beperkingen en uitdagingen te maken hebben. Daniëlle Dam-de Jong (Universiteit Leiden) en Matthew Gillety (University of Essex) belichtten de uitdagingen van juridische ‘fragmentatie’ en het gebrek aan integratie tussen verschillende juridische kaders, waardoor in oorlogen aangerichte milieuschade onbestraft blijft. Praktijkmedewerkers, zoals Wim Zwijnenburg (PAX), wezen erop dat wetenschappelijk onderzoek over dit onderwerp buiten de universiteitsmuren moet terechtkomen, wil het van invloed zijn op beleidsbesprekingen en werkzaamheden van pleitbezorgers.
Na vijf dagen intensieve discussies werd de workshop met een positieve noot afgerond. Er waren volop plannen bedacht voor toekomstige samenwerkingen op de korte en lange termijn. Naast verschillende ideeën voor gezamenlijke publicaties, presentaties en vervolgworkshops ligt er een belangrijk plan om een netwerk op te zetten rond het thema ecologie in oorlog en conflicten. Het netwerk zal toegankelijk zijn voor wetenschappers en mensen uit de praktijk, zowel in Nederland als daarbuiten.
Vanwege de groeiende overlappende interesses van veel collega’s bij het NIOD en de Universiteit Utrecht worden er nu gesprekken gevoerd om de samenwerking tussen de twee instanties uit te breiden. Een concrete stap is de recente toekenning van de Incubator Grant van het Pathways to Sustainability Programme van de Universiteit Utrecht aan Thijs Jeursen en Hayal Akarsu (Universiteit Utrecht), beiden deelnemers aan de workshop bij het Lorentz Center. Dat Nguyen van het NIOD staat voor deze beurs vermeld als een van de externe medewerkers.
Als je geïnteresseerd bent om lid te worden van het netwerk in ontwikkeling, neem dan contact op met Dat Nguyen.