Bevrijders aan de grens. Over plekken van hoopvol herinneren
Maar 25 jaar na het begin van de bevrijding was er in die regio ook al hoog bezoek. Koningin Juliana onthulde toen een gedenkplaat die memoreerde dat niet Mesch, maar Noorbeek in september 1944 als eerste gemeente van Nederland was bevrijd. Historicus Loe de Jong keek er in 1980 weer iets anders tegenaan. Hij omschreef Noorbeek én het nabijgelegen Mheer als “de eerste Nederlandse gemeenten werden waar men de Amerikanen kon verwelkomen”. En lezers van het dagblad De Limburger vernamen in 1984 dat het gezin van Willem Smeets, bewoners van boerderij de Muggehof in het gehucht Laag Caestert, de eerste burgers in bevrijd Nederland waren.
Ook al maken al deze locaties inmiddels deel uit van de fusiegemeente Eijsden-Margraten, het gaat om vier verschillende plekken die alle nadrukkelijk gekoppeld worden aan het begin van de bevrijding. Onwillekeurig dringt het spreekwoord “succes kent vele vaders” zich op.
Onoverwinnelijk Duitsland
Naar de bevrijding werd lang uitgekeken. De militaire inval waarmee Nazi-Duitsland Nederland in mei 1940 op de knieën kreeg duurde slechts vijf dagen. Die korte strijd werd aanvankelijk aangeduid als 'de oorlog', waarna de bezetting begon. Vervolgens gingen die begrippen door elkaar lopen. Voor dat proces van begripsverwarring was volop tijd beschikbaar; de Duitse aanwezigheid zou immers lang duren. Na de capitulatie van Frankrijk in de zomer van 1940 beschouwden velen Hitlers troepen als onoverwinnelijk. Vanuit die optiek leek de bezetting geen gebeurtenis van voorbijgaande aard; het was eerder iets definitiefs. Bevrijding leek daarbij niet aan de orde.
Naarmate de Duitse opstelling in het bezette Nederland verhardde en steeds grotere groepen intensief raakte, terwijl de militaire overmacht toch kwetsbaar bleek, werd bevrijding een enigszins realistische gedachte. Er werd steeds meer naar uitgezien. Sommigen dachten uitvoerig na over wat de bevrijding zou moeten inhouden. Voor velen was het vooral iets dat ergens een einde aan zou maken: aan de onvrijheid, de onmacht en de wanhoop, aan het gebrek aan vooruitzichten.
De bevrijding dichterbij
De berichten over D-Day op 6 juni 1944 boden dan ook veel hoop. Ze brachten de gedachte aan een andere toekomst, aan een toekomst überhaupt, onder handbereik. De vorderingen van de geallieerden in de eerste weken na 6 juni verliepen moeizaam, maar in de loop van augustus leek de bevrijding dichterbij te komen. Op 25 augustus werd Parijs bevrijd, op 3 september Brussel. Nadat de Britten op 4 september ook Antwerpen hadden bereikt, leek Nederland nu aan de beurt.
Onjuiste berichten, allereerst via de radio vanuit Engeland verspreid, deden velen geloven dat geallieerden op maandag 4 september de Nederlands-Belgische grens hadden overschreden. Het enthousiasme van de uitgelaten mensen die op dinsdag 5 september dachten en hoopten dat de bevrijding nu bewaarheid werd, wordt nog altijd Dolle Dinsdag genoemd.
Maar Desillusie Dinsdag zou een betere aanduiding zijn. De teleurstelling toen bleek dat de geallieerden de grens naar Nederland nog helemaal niet hadden overschreden was groot. Het opgebouwde geduld werd nog niet werd beloond. Een groot deel van Nederland zou nog meer dan een half jaar moeten wachten op die zo gewenste bevrijding. Voor een deel van het Zuiden kwam die bevrijding echter alsnog relatief snel; de hoop bleek hier nog niet vervlogen.
In de hitte van het gevecht werd vermoedelijk niet steeds direct minutieus vastgelegd wie precies waar en wanneer bevrijd werd. Maar al snel werd de behoefte gevoeld de recente gebeurtenissen te documenteren; dat gold juist voor hét moment van de bevrijding, dat immers als een waterscheiding tussen vrijheid en onvrijheid, tussen onmacht en hoop werd ervaren.
Het begrip ‘eerste’, gekoppeld aan een locatie, werd in die context beschouwd als iets eervols, iets onderscheidends. Het gevoel was: ‘de toekomst begon hier’. Dat was níet de verdienste van de plek zelf – van het huis, het gehucht, het dorp of de gemeente, deels overlappende begrippen die decennialang voor aanhoudende verwarring konden zorgen. De emotie die eruit spreekt, weerspiegelt bovenal de ontroering die dat historische moment teweegbracht én -brengt.
Uiteraard kan en moet historisch onderzoek de feiten zo nauwgezet mogelijk (blijven) reconstrueren, vooral door bronnen kritisch met elkaar te vergelijken. Feiten zijn immers niet vrijblijvend. Maar interpretaties zijn niet per definitie eenduidig. Evenmin is bevrijding een eenduidig fenomeen. Legers trekken veelal op aan een front, met bewegingen die we kunnen vereenvoudigen tot een lijn, niet tot één punt. Voor een goed begrip van geschiedenis zijn categorieën, definities en abstracties – en de dynamiek daartussen – relevant, hoe technisch dat misschien ook klinkt.
Toe-eigening van hoopvolle geschiedenis
Maar geschiedenis, hoopgevende geschiedenis, is ook iets dat mensen zich willen toe-eigenen. Dat is een kenmerk dat ook elders opduikt. Ranville staat in Frankrijk bekend als het eerste dorp in Normandië dat bevrijd werd dankzij D-Day. Maar voor Sainte-Mère-Église geldt eenzelfde claim. In België bestaat een enigszins vergelijkbare discussie. Zowel in Forge-Philippe als in La Glanerie beschouwen burgers zich als inwoners van de eerste bevrijde plaats in het land.
Doet het er toe welke plek als eerste werd bevrijd? Voor de geschiedschrijving is het bijna een kwestie van voetnoten. Goed om het met zekerheid te weten maar als los gegeven niet het meest relevant. Voor de lokale en persoonlijke herinnering is het juist van wezenlijk belang. Het markeert op bijzondere wijze het contrast dat werd ervaren tussen barre bezettingsjaren en een toekomst die ineens open leek te liggen. Daarmee richt het indirect ook de aandacht op grotere historische verbanden, op specifieke interpretaties en verwachtingen. En het belang daarvan zullen historici graag beamen.